Lob opdrachten klas 1
Het doel van loopbaanbegeleiding bij de eerste klassen is
dat de leerlingen erachter komen waar ze goed in zijn, wat hen intrinsiek
motiveert en waar hun interesses liggen.
Elke opdrachtenkaart voor het eerste
leerjaar speelt in op het ontdekken van jezelf op het gebied van loopbaan
oriƫntatie. De leerlingen komen er in dit schooljaar achter wat hun sterke maar
ook minder sterke punten zijn. Deze informatie kunnen zij gebruiken bij het
maken van loopbaankeuzes.
De eindopdracht lob voor de eerstejaars zal dan ook een
presentatie zijn over wat ze ontdekt hebben over hun goede en minder goede
eigenschappen (kwaliteiten) en over hun interesses en wat ze belangrijk vinden
(motieven)
· Opdrachtenkaart 1 – Dit spel kan aan het begin
van het schooljaar worden gespeeld. Of met een kleine aanpassing van de vragen
aan het einde van het schooljaar als reflectie.
· Opdrachtenkaart 2 – Geeft een beeld aan de
leerling over wat LOB inhoudt.
· Opdrachtenkaart 3 – Bestaat uit opdrachten over
geluk, motivatie, interesse en wie of wat de leerling zou willen zijn. Met de
antwoorden op deze vragen komt de leerling meer over zichzelf te weten.
· Opdrachtenkaart 4 – Is een opdracht over
kwaliteiten en het karakter wat erbij hoort. De leerling zal de verschillende
kwaliteiten opzoeken en deze koppelen aan zichzelf. Ook laat de opdracht de
leerling nadenken over welke kwaliteiten voor hem belangrijk zijn.
· Opdrachtenkaart 5 – Deze thuisopdracht is een
oefening om je aandacht vast te kunnen houden. Deze executieve functie is
belangrijk bij het maken van beslissingen en om je te kunnen focussen. Een
belangrijke vaardigheid die de leerling overal kan inzetten.
· Opdrachtenkaart 6 – Is een opdracht die volledig
gaat over interesses en waar je gelukkig van wordt. Door keuzes te maken en
deze uit te leggen zullen de leerlingen door deze opdracht beter weten wat ze
leuk vinden en wat ze belangrijk vinden. Deze informatie zullen ze delen met
hun klasgenootjes.
· Opdrachtenkaart 7 – In deze opdracht wordt er
gekeken naar de waarden en normen die de leerlingen belangrijk vinden, deze
worden gekoppeld aan waar de leerlingen gelukkig van worden en hoe ze deze kunnen
inzetten voor het oplossen van problemen.
· Opdrachtenkaart 8 – Met deze opdracht denken de
leerlingen na over de vaardigheid 'problemen oplossen'. Door verschillende problemen voor
te leggen aan de leerlingen trainen zijn hun probleemoplossend vermogen. Een
belangrijke vaardigheid die de leerling overal kan inzetten.
· Opdrachtenkaart 9 – Na het maken van opdrachten
1 t/m 8 is de leerlingen gestimuleerd om na te denken over zichzelf. Nu
kan de eerste stap worden genomen om al deze informatie te verzamelen. Ook zal
de leerling een test maken en zelf een test ontwikkelen.
· Opdrachtenkaart 10 – Is de eindopdracht waarbij
het de bedoeling is dat de leerling alle verzamelde informatie verwerkt in een
powerpoint en vooruitkijkt naar klas twee. Deze kan worden gepresenteerd aan de
klas.